- Code
T.54187
- Aantal ECTS credits
3
Zie Blackboard
Toetsvorm | Schriftelijk/Written/Klausur (S) |
---|
Toetscriteria
- De student kan alle ondernemingsvormen en hun specifieke eigenschappen benoemen.
- De student kan vaststellen van welke ondernemingsvorm sprake is.
- De student kan de overeenkomsten en verschillen tussen de verschillende ondernemingsvormen opsommen.
- De student weet wat de administratieverplichting voor een onderneming inhoudt en kent de wettelijke regeling van de jaarrekening en het jaarverslag.
- De student kent de vereisten ten aanzien van de handelsnaam en de inschrijving in het handelsregister
- De student kan de oprichtingseisen voor de verschillende personenvennootschappen noemen.
- De student kan bepalen hoe winst en verlies verdeeld moet worden bij personen-vennootschappen.
- De student kan de oprichtingseisen voor de N.V. en B.V. noemen.
- De student kent alle organen van een N.V. en B.V. en weet wat de bevoegdheden van de verschillende organen zijn.
- De student weet wanneer een OR verplicht is en wat de taken en bevoegdheden van een OR zijn.
- De student kan bepalen welke rechtsvorm het beste bij een onderneming past.
- De student kan aangeven welke soorten aandelenkapitaal worden onderscheiden.
- De student kan uitleggen hoe de aansprakelijkheid voor schulden van de verschillende personenvennootschappen en de kapitaalvennootschappen eruit ziet.
- De student kent de wettelijke kapitaalvereisten voor de NV en de BV.
- De student weet hoe een aandelenoverdracht dient plaats te vinden, inclusief de blokkeringsregeling bij B.V.’s.
- De student kent de bevoegdheden van een vennootschap in oprichting (i.o.).
- De student kent de vereisten voor een structuurregime en weet wat voor veranderingen dit voor een vennootschap met zich meebrengt.
- De student weet hoe een faillissement, een surseance van betaling en een schuldsaneringsregeling kan worden aangevraagd, welke partijen dit kunnen doen en wanneer de aanvraag wordt toe- of afgewezen.
- De student kan de fasen van een faillissement beschrijven en vaststellen in welke fase een faillissement zich bevindt.
- De student kan bepalen welke positie schuldeisers in een faillissement innemen.
- De student kan de faillissementspauliana herkennen en toepassen.
- De student kent de rechtsmiddelen in faillissement.
- De student kent de verschillende partijen die bij faillissement, surseance van betaling en schuldsaneringregeling betrokken zijn (rechter-commissaris, curator, failliet en schuldeisers) en kent hun bevoegdheden.
- De student weet op welke wijzen een faillissement kan eindigen en kent de gevolgen voor de (schuldeisers van de) failliet.