Specialisatie Jeugd: Jeugd & Bescherming Veiligheid

  • Code

    L.22535

  • Studiebelastingsuren

    9

  • Taal

    nl-NL

  • Kwartiel van uitvoering

    2, 3

De leerlijn Jeugd & Bescherming bestaat uit twee onderdelen: recht en veiligheid. In een viertal lessen recht wordt voort geborduurd op de lesstof recht die is aangeboden in fase 1. Aan bod komen rechtsaspecten die specifiek van belang zijn voor de Jeugdprofessional (Internationaal Verdrag inzake Rechten van het Kind, Jeugdwet, Jeugdstrafrecht etc.).
De lessen veiligheid hebben als inhoud: kennis van de verschillende vormen van kindermishandeling, werken aan veiligheid voor het kind middels meldcode, methodiek signs of safety. Hierbij is aandacht voor het schrijven van een veiligheidsplan. Ook maakt het oefenen met gespreksvoering (in het gedwongen kader) met ouders/verzorgers over veiligheid van het kind, deel uit. De richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming worden hierbij betrokken. Er wordt tevens geoefend met gespreksvoering gericht op motivatie van jongeren (in het kader gedongen kader). Als laatste komt aan bod: samenwerking met collega’s inzake het bevorderen van veiligheid van het kind.

Doelstelling:

Student heeft, na het volgen van de lessen en uitvoeren van opdrachten, kennis van de rechtsaspecten die een rol spelen binnen de beroepspraktijk van de jeugdhulpverlening/jeugdbescherming, hij heeft oog voor veiligheid van het kind en kan handelen gericht op het bevorderen van veiligheid van het kind.    

Competenties

  • Kernkwalificatie 1: Samen met de cliënt/burger de hulpvraag vaststellen (SW)
  • Kernkwalificatie 2: Het hulp- en dienstverleningsplan opstellen met de cliënt/burger (SW)
  • Kernkwalificatie 3: Samen met de cliënt/burger het hulp- en dienstverleningsplan uitvoeren (SW)
  • Kernkwalificatie 4: Vastleggen
  • verantwoorden en evalueren van de hulp- en dienstverlening (SW)

Leerdoelen

2A Omgaan met jeugdige en/of opvoeders in een gedwongen kader

  • beseft dat dwang en drang onderdeel uitmaakt van de hulpverlening in de jeugdzorg en dat het een tijdelijke maatregel betreft
  • geeft aan welke grens is overschreden door het gedrag van de jeugdige en/of de opvoeders waardoor een maatregel noodzakelijk is
  • is transparant over het ingrijpen en de gevolgen daarvan voor de jeugdige en/of opvoeders en verheldert zijn rol in het proces
  • reflecteert op het doel van het ingrijpen binnen het gedwongen kader
  • evalueert iedere toepassing van drang of dwang met de jeugdige en/of opvoeders op de juiste inzet en het gewenste resultaat

2C Omgaan met vermoedens van geweld in huiselijke kring

  • De jeugdzorgwerker is in staat op een zorgvuldige en heldere wijze signalen van (psychische, fysieke of seksueel) geweld in huiselijke kring te analyseren en vermoedens van kindermishandeling en/of huiselijk geweld voor te leggen aan het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), respectievelijk het Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG), zodat het geweld op een effectieve manier aangepakt en de relatie tussen jeugdige, opvoeders en de jeugdzorgwerker op een juiste manier voortgezet kan worden.
  • is zich bewust van de eigen verantwoordelijkheid in de aanpak van de problematiek en is bereid deze verantwoordelijkheid te nemen zolang dat noodzakelijk is voor het welzijn van de jeugdige
  • is zich bewust van de mogelijkheid dat jeugdigen te maken kunnen hebben (gehad) met geweld in de huiselijke kring (al dan niet specifiek gericht tegen de jeugdige zelf)
  • heeft (basale) recente kennis over kindermishandeling en huiselijk geweld (vormen, signalen, omvang, het ontstaan en de gevolgen ervan voor jeugdigen)
  • kent de relevante protocollen en richtlijnen rond dit thema (in de organisatie of op landelijk niveau) en werkt volgens deze protocollen en richtlijnen
  • op een deskundige en respectvolle manier met jeugdigen en ouders kunnen praten over vermoedens en stoppen van kindermishandeling
  • weet wanneer sprake kan zijn van een levensbedreigende situatie (waarin onmiddellijk handelen nodig is)
  • kan bij andere beroepskrachten toetsen of de signalen worden herkend en vraagt tijdig advies of doet een melding bij Veilig  Thuis         
  • beseft dat er grenzen aan de eigen verantwoordelijkheid en mogelijkheden zijn en is bereid deze grenzen te stellen

5.4.E. Omgaan met seksualiteit, seksueel risicogedrag en seksueel misbruik

  • Is alert op signalen van seksueel risicogedrag, seksueel overschrijdend gedrag en seksueel misbruik
  • door jeugdigen en/of opvoeders, en handelt bij signalen, conform de wet- en regelgeving (meldcode en protocol)
  • Maakt – in samenspraak met collega’s en leidinggevende – een veiligheidsinschatting en zet stappen om de jeugdige te beschermen

Beschouwt de problematiek van seksueel risicogedrag en seksueel misbruik als mogelijk onderdeel van de multiproblematiek van jeugdige/opvoeders
Kent risicofactoren die de kans op seksueel risicogedrag en seksueel misbruik door professionals doen toenemen, en stelt zichzelf en anderen vragen over het handelen op het gebied van seksualiteit en intimiteit tussen jeugdzorgwerkers en jeugdigen en jeugdigen onderling

Werkvorm