ARC2: Ecologische Archeologie

  • Code

    T.51196

  • Aantal ECTS credits

    5

zie blackboard
Toetsvorm Werkstuk/Report/Bericht (W)

Toetscriteria

  1. De student is bekend met de meest voorkomende monstertypen in het archeologisch werkveld (zie Ervynck et al. 2015).
  2. De student kent de voorwaarden voor documentatie, behandeling, opslag en transport van de verschillende monstertypen.
  3. De student kent de technieken voor monstername van de verschillende monstertypen.
  4. De student kan op basis van veldkenmerken vaststellen of een context geschikt is voor de verschillende monstertypen.
  5. De student kan op basis van een archeologische vraagstelling een beredeneerde keuze maken voor een geschikte monstertype.
  6. De student kan botmateriaal, zaden en pollen en op een basaal niveau analyseren. 
  7. De student kan de analyseresultaten van verschillende monstertypen toepassen op de reconstructie van  paleomilieus uit het verleden.
  8. De student kent de verschillende theorieën over de klimaatontwikkeling in relatie tot de bewoningsgeschiedenis van Nederland in het Holoceen.