ARC1: Sporen en structuren

  • Code

    T.54365

  • Aantal ECTS credits

    5

Digitale toets waarin zowel multiple-choice als open casusvragen verwerkt zijn.
Toetsvorm Digitaal/Digital (D)

Toetscriteria

  1. De student weet welke plek archeologisch veldonderzoek heeft in de AMZ-cyclus en kan de doelstelling daarvan toelichten.
  2. De student weet globaal welke archeologische sporen en structuren  kunnen worden aangetroffen in de Nederlandse archeologie.
  3. De student heeft kennis van verschillende opgravingstechnieken op landbodems en waterbodems  en kan beargumenteren welke past bij een bepaalde locatie, type vindplaats of datering.
  4. De student kan uitleggen wat sporen, vullingen, structuren en vindplaatsen zijn en kan de samenhang met het landschap toelichten.
  5. De student weet hoe sporen en structuren in het Nederlandse archeologische werkveld worden opgegraven en gedocumenteerd.
  6. De student is bekend met post-depositionele en tafonomische processen en kan helder uitleggen hoe die invloed hebben op de conservering van archeologische sporen en artefacten.
  7. De student weet hoe sporen en structuren op basis van vondstmateriaal en natuurwetenschappelijke methoden worden gedateerd.
  8. De student heeft basale kennis van de verschillende digitale en analoge methoden die in de huidige archeologie vaak worden gebruikt om sporen te documenteren en kan uitleggen welke voor- en nadelen die ten opzichte van elkaar hebben.
  9. De student weet welke natuurwetenschappelijke methoden  beschikbaar zijn om archeologische onderzoeksvragen te beantwoorden.