• Code

    T.49940

  • Aantal ECTS credits

    5

De module heeft twee deeltoetsen. Elk van deze deeltoetsen wordt afzonderlijk beoordeeld en moet worden behaald met minimaal een 5,5 om voor de module te slagen: 
1.    Praktijktoets (Schriftelijk): 20 VME scherven uit het hoofd determineren en 1 opgave complexdateren (cijfer). 
2.    Theorietoets (Surpass): 50 meerkeuzevragen over de lesstof (cijfer).
Toetsvorm N.v.t./Not applicable/Nicht anwendbar (N)

Toetscriteria

  1. De student kent de dateringen van de archeologische perioden conform het ABR en kan deze op een kritische wijze toepassen.
  2. De student heeft een kritische houding ten opzichte van gangbare archeologische denkbeelden betreffende de periode.
  3. De student heeft kennis van de periode in een bredere context buiten de landsgrenzen en heeft een kritische houding ten opzichte van de gangbare archeologische en historische denkbeelden betreffende de periode.
  4. De student kent de kenmerkende archeologische sporen, structuren, complextypen, gebruiksvoorwerpen en historische cultuurlandschappen betreffende de periode.
  5. De student weet hoe de (im)materiele cultuur(historie) uit de periode worden onderzocht en hoe onderzoekstactiek de verzamelde onderzoeksgegevens kan beïnvloeden.
  6. De student heeft inzicht in de ontwikkeling van sociale, economische en culturele processen; het proces van productie, distributie en consumptie m.b.t. materiële cultuur en de complexiteit en gelaagdheid van cultuurlandschappen in de periode.
  7. De student heeft kennis van de aspecten van het proces van productie, distributie en consumptie m.b.t. materiële cultuur in de periode.
  8. De student heeft globale kennis van de wijze waarop kwantificeren, analyseren en documenteren van materiële cultuur uit de periode plaatsvindt.
  9. De student kent de verschillende soorten objecten van de periode en hun functies.
  10. De student kan objecten uit de periode determineren en op basis daarvan contexten en structuren dateren.