2 Integrale leerwerktaak en onderzoeksopdracht

  • Code

    L.20136

  • Studiebelastingsuren

    560

  • Taal

    nl-NL

  • Kwartiel van uitvoering

    1, 2, 3, 4

In het afstudeertraject van de Master Educational Leadership komen de verschillende leerlijnen uit jaar 1 en jaar 2 bij elkaar. Je integreert de inzichten uit de leerlijnen mensen, onderwijs, visie, organisatie, persoonlijk leiderschap en onderzoek in je afstuderen. Gedurende het afstudeertraject toon je aan dat je op masterniveau je integrale onderwijskundige leiderschap toepast.

Om je masterniveau aan te tonen ga je aan de slag met onderwijskundig ontwerponderzoek, waarin je werkt vanuit een eigen (urgent) praktijkvraagstuk. Vanuit jouw rol als onderwijskundig leider doorloop je drie fasen: 1. Je analyseert het praktijkvraagstuk; 2. Je ontwerpt een interventie en onderzoeksplan; en 3. Je rapporteert de uitkomsten van je onderzoek en zet deze in perspectief. Essentieel is de samenhang tussen de fasen, aangezien je daarmee de doorlopende redeneerlijn aantoont en illustreert op welke wijze je rekening houdt met eerder opgedane inzichten ten aanzien van je vraagstuk.

Eisen aan het praktijkvraagstuk zijn: (1) voldoende complex om op masterniveau af te studeren; (2) biedt gelegenheid om primair jouw rol als onderwijskundig leider uit te voeren en daarop te reflecteren; (3) leidt tot ontwikkeling op schoolniveau; (4) lijkt haalbaar binnen de tijd en is praktisch uitvoerbaar binnen het tijdpad dat we bij het afstudeerproject volgen.

Competenties

  • APO Competentie Master Educational Leadership Innovatief
  • APO Competentie Master Educational Leadership Inspirerend
  • APO Competentie Master Educational Leadership Integraal
  • APO Competentie Master Educational Leadership Ondernemend
  • APO Competentie Master Educational Leadership Onderzoekend
  • APO Competentie Master Educational Leadership Opbrengstgericht
  • APO Competentie Master Educational Leadership Reflectief en cyclisch

Leerdoelen

  1. De student formuleert op basis van een gedegen vooronderzoek, inclusief literatuuronderzoek, de kenmerken van een praktijkvraagstuk formuleren voor de context van de ‘schoolorganisatie’
  2. De student ontwerpt systematisch een passende en onderbouwde interventie aansluitend op het praktijkvraagstuk.
  3. De student verantwoordt methodisch hoe het onderzoek wordt uitgevoerd.
  4. De student beschrijft de resultaten van het onderzoek objectief en gestructureerd waarbij er een koppeling gemaakt wordt met de onderzoeksvragen en eventuele deelvragen.
  5. De student beantwoordt de onderzoeksvragen door conclusies te trekken op basis van de resultaten.
  6. De student interpreteert en bediscussieert de uitkomsten van het onderzoek, waarbij de relatie met onder andere eerder onderzoek, de beschreven en gewenste situatie aangekaart wordt.
  7. De student stelt duidelijke, realistische en onderbouwde aanbevelingen op voor het aanpassen van (de implementatie van) (delen van) de toegepaste interventie, de rol van de onderwijskundig leider en het onderzoek.

Werkvorm