ARC1: Fieldschool: Uitwerken en delen

  • Code

    L.29203

  • Studiebelastingsuren

    140

  • Taal

    nl-NL

  • Kwartiel van uitvoering

    4

Het vierde kwartiel van het eerste studiejaar staat in het teken van de Fieldschool. De Fieldschool bestaat uit drie verschillende onderdelen: Vooronderzoek, Opgraven en Uitwerken en delen. Kennis en vaardigheden die zijn opgedaan in de eerste drie kwartielen worden toegepast in de Fieldschool. Er is aandacht voor zowel analoge als digitale methoden en technieken. Met behulp van deze basisvaardigheden kan de student zich tijdens de stage verderop in de studie verder ontwikkelen. 

Het doel van 'Uitwerken en delen' is kennismaken met het verwerken en toegankelijk maken van velddata. Tijdens de Fieldschool is de student al bezig met de samenhang tussen vooronderzoek, opgraven en het uitwerken. Veldwerk vormt de basis van archeologisch onderzoek, maar een groot deel van dat onderzoek vindt daarna pas plaats. In deze module worden de data uit het veld uitgewerkt in duidelijke en informatieve kaarten. Op basis van deze kaarten maakt de student een product waarmee de resultaten van de Fieldschool gedeeld worden met een zelfgekozen doelgroep.

Competenties

  • BBT competentie(s) zie Blackboard

Leerdoelen

  1. De student kan de werkzaamheden in het veld verbinden aan de onderzoeksvragen gesteld in het PvE/PvA. 
  2. De student kan beschrijven wat het verband is tussen archeologische methoden en de gebruikte technieken. 
  3. De student kan duidelijke en informatieve kaarten maken op basis van data uit het veld. 
  4. De student is zich bewust van het belang van maatschappelijke en verbindende waarde van de archeologie.  
  5. De student is zich bewust van het professioneel kader waarin hij/zij zich bevindt met betrekking tot het versterken van informatie over archeologisch veldonderzoek. 
  6. De student kan de velddata analyseren en synthetiseren. 
  7. De student kan onderzoeksresultaten vertalen en presenteren op een toegankelijke wijze aan de gekozen doelgroep.  
  8. De student kan onderscheid maken tussen de verschillende doelgroepen en daar de toon en inhoud op aanpassen.  
  9. De student is zich bewust van het groepsproces en de eigen rol daarin.  

Werkvorm