ARC2: Funeraire Archeologie

  • Code

    L.28583

  • Studiebelastingsuren

    140

  • Taal

    nl-NL

  • Kwartiel van uitvoering

    4

De module funeraire archeologie richt zich op studenten die meer willen weten over de wijze waarop graven en menselijke skeletten worden opgegraven en bestudeerd. De module richt zich op de wijze van opgraven van verschillende archeologische sporen met menselijke skeletresten: crematiegraven, inhumatie-graven, massagraven en deposities in een andere context dan graven. Daarnaast besteed de module aandacht aan het laboratorium onderzoek van menselijke skeletresten. Behandeld wordt verder hoe de verzamelde kennis gebruikt kan worden om de levensgeschiedenis van een individu te reconstrueren. En hoe op basis van skelet onderzoek vastgesteld kan worden wat de demografische samenstelling en de levensomstandigheden waren. In de bij deze lessen horende practica werk je met archeologische documentatie en menselijke skeletresten van een opgraving. Hierbij doorloop je alle fasen van het onderzoek en voer je een aantal ondersteunende opdrachten uit. Je legt je bevindingen vast in een rapport, waarop je uiteindelijk wordt beoordeeld. 

Competenties

  • BBT competentie(s) zie Blackboard

Leerdoelen

  1. De student kan relevante onderzoeksvragen formuleren voor het archeologisch en fysisch antropologisch onderzoek van een begraafplaats 
  2. De student is bekend met de meest voorkomende graftypen in het archeologisch werkveld.
  3. De student kent de voorwaarden voor opgraving, documentatie, behandeling, opslag en transport van de verschillende graftypen en menselijke resten.
  4. De student kan op basisniveau onderscheid maken tussen het skeletmateriaal van dieren en mensen en is bekend met specifieke kenmerken van het skelet van kinderen.
  5. De student kan de onderdelen van het menselijk skelet determineren op bot en locatie (links, rechts of axiaal).
  6. De student is bekend met de methoden en technieken gebruikt voor het bepalen van de leeftijd bij overlijden en het geslacht, de berekening van de geschatte lichaamslengte, het gebitsonderoek en de beschrijving van pathologische veranderingen.
  7. De student is bekend met de toepassing van natuurwetenschappelijke methoden in het skeletonderzoek.
  8. De student kan een rapportage opstellen over de vondstsituatie van skeletmateriaal en de voornaamste resultaten van het skeletonderzoek. 
  9. De student is bekend met de toepassing van archeologische en fysisch antropologische methoden in het kader van forensisch onderzoek.
  10. Kan een wetenschappelijke tekst lezen en de inhoud op een begrijpelijke manier uitleggen wat de essentie is en de bevindingen presenteren.

Werkvorm