Omschrijving
Hoewel in de afgelopen jaren door professionals en gemeenten is ingezet op de (preventieve) aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling, worden nog veel signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling gemist. Uit de Nationale Prevalentiestudie naar huiselijk geweld en kindermishandeling, verricht in 2017, blijkt dat er geen daling is in de prevalentie van kindermishandeling. Sinds januari 2019 is de verbeterde meldcode van kracht die een afwegingskader bevat. Deze verbeterde meldcode zou professionals moeten ondersteunen in het eerder melden van acute of structurele onveiligheid bij Veilig Thuis. Om huiselijk geweld en kindermishandeling eerder en beter in beeld te brengen en duurzaam te stoppen, is het (her)kennen van risicofactoren en een effectieve ketensamenwerking essentieel. Uit de praktijk in Twente lijkt er onder professionals sprake te zijn van handelingsverlegenheid bij het vroegtijdig signaleren van huiselijk geweld en kindermishandeling bij ongeboren en jonge kinderen en het multidisciplinair optrekken in adequate vervolgstappen na signalering bij deze doelgroep. Dit leidt er toe dat er vaak pas wordt ingegrepen als een kind op de basisschool zit. Mogelijk komt dit doordat kinderen onder de 4 jaar gemakkelijker buiten het zicht van anderen kunnen blijven. Daarnaast lijken professionals die betrokken zijn bij het (ongeboren) kind of gezin elkaar onvoldoende op de hoogte te stellen van een onveilige gezinssituatie. Uit onderzoek blijkt de kraamzorg, verloskundigen en gynaecologen nauwelijks geconsulteerd te worden. Ook is de indruk dat er onvoldoende terugkoppeling plaatsvindt van de ingezette hulp en het moment van beëindigen van hulp, waardoor monitoring van het gezin bemoeilijkt wordt.
Dit project richt zich op ongeboren en jonge kinderen (-9 maanden tot 4 jaar) die in een onveilige thuissituatie opgroeien. Zij vormen een kwetsbare groep, omdat zij zichzelf nog niet kunnen verweren en niet kunnen aangeven dat er in de thuissituatie iets mis is. Ongeboren en jonge kinderen zijn volledig afhankelijk van de zorg van de belangrijke volwassene (meestal de ouder(s)). Daarnaast worden de wortels voor de rest van het leven in de periode vanaf conceptie tot de leeftijd van 2 jaar gelegd. In deze periode is de breinontwikkeling en het stress-regulatiemechanisme nog volop in ontwikkeling. Uit onderzoek is bekend dat het zo vroegtijdig mogelijk signaleren van en anticiperen (middels effectieve interventies) op huiselijk geweld en kindermishandeling resulteert in een gunstiger verloop van de pre- en postnatale hechting, de breinontwikkeling, de algemene ontwikkeling en de langere termijn gezondheid.
Doel
Doelstelling van het project is het ontwikkelen en implementeren van een multidisciplinaire aanpak (MDA) in Twente met als speerpunten: (1) vroegsignalering van risicofactoren voor huiselijk geweld en kindermishandeling bij ongeboren en jonge kinderen;
(2) het beperken of voorkomen van trauma bij baby’s of jonge kinderen door effectieve interventies in te zetten, waardoor er een betere hechting tussen ouder en kind ontstaat; en (3) het ondersteunen van opvoeders om in aanwezigheid van veel risicofactoren een gunstig opvoedingsklimaat aan het jonge kind te kunnen bieden.
Resultaten
Competenties
De meeste hulpverleners vinden zichzelf voldoende toegerust op het signaleren van huiselijk geweld en kindermishandeling. Dit betekent dat zij denken dat ze over de nodige kennis en vaardigheden beschikken om signalen van mishandeling te herkennen en te bespreken. Maar opvallend is dat 38% van de ondervraagde hulpverleners nog nooit een melding heeft gedaan. Dit kan wijzen op een kloof tussen het gevoel van bekwaamheid en de daadwerkelijke actie om een melding te maken.
Obstakels
Een belangrijk obstakel bij het melden van huiselijk geweld en kindermishandeling is de onbekendheid van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Veel hulpverleners weten niet precies wat zij wel en niet mogen delen volgens de AVG. En dat maakt hun terughoudend om meldingen te doen. Dit gebrek aan kennis over de privacywetgeving belemmert een effectieve aanpak van kindermishandeling.
Ketensamenwerking
Er zijn knelpunten in de informatie-uitwisseling tussen verschillende zorgprofessionals. Vooral tussen verloskundigen, kraamzorg en huisartsen. Deze gebrekkige communicatie kan leiden tot gemiste signalen en een gebrek aan samenhang in de zorg voor kwetsbare gezinnen. Het verbeteren van de ketensamenwerking is essentieel om huiselijk geweld en kindermishandeling effectief aan te pakken.
Ouders
Ouders die te maken hebben gehad met huiselijk geweld en kindermishandeling ervaren het verlies van regie en late signalering als zeer belastend. Ze voelen zich vaak overvallen door de situatie en hebben het gevoel dat hun eigen wensen en voorkeuren niet worden gehoord. Desondanks wordt de geboden hulpverlening als zeer waardevol ervaren. Vooral de training Bijzonder Geweldig. Deze training helpt ouders om beter om te gaan met de gevolgen van geweld en om hun situatie te verbeteren.
Interventies
In het onderzoek zijn verschillende evidence-based interventies genoemd die effectief kunnen zijn bij de behandeling van trauma en het herstel van de ouder-kindrelatie. Voorbeelden van dergelijke interventies zijn VIPP-SD (Video-feedback Intervention to promote Positive Parenting and Sensitive Discipline) en EMDR (Eye Movement Desensitization and Reprocessing). Deze interventies richten zich op het verbeteren van de hechting tussen ouder en kind en het verwerken van traumatische ervaringen.
MDA++-team
De werkwijze van het MDA++-team werd in de beginfase als onduidelijk ervaren, wat leidde tot verwarring en een gebrek aan aansturing. Ondanks deze aanloopproblemen werd de samenwerking binnen het team als leerzaam en prettig ervaren. De verschillende professionals leerden veel van elkaars expertise en werkwijzen, wat bijdroeg aan een betere aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling.
Opdrachtgever
Gemeente Enschede
Financiering
Regio Twente
Partners
De uitvoering van het project, dat zich richt op de regio Twente, geschiedt door de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) GGD Twente en Gemeente Hengelo i.s.m. IMH (Infant Mental Health) Nederland, het Expertisecentrum Jonge Kind Hengelo en de Academische Werkplaats Jeugd Twente (AWJT; bestaande uit de GGD Twente, 14 Twentse gemeenten, Universiteit Twente en Saxion).
Overige partners en professionals die betrokken zijn bij het project:
-
Veilig Thuis Twente
-
Raad van de Kinderbescherming
Professionals die in de praktijk betrokken zijn bij de zorgverlening aan kwetsbare gezinnen met ongeboren en jonge kinderen:
- Toegangen jeugd en Wmo Twentse gemeenten
- Jeugdzorg (gecertificeerde Instellingen voor jeugdbescherming en vrijwillige jeugdhulp zoals pleegzorg)
- Politie
- Kadera (vrouwenopvang - aanpak huiselijk geweld)
- Jeugdgezondheidszorg (JGZ)
- Huisartsen
- Kinderartsen
- Verloskundigen
- Gynaecologen
- Kraamzorgmedewerkers
- Pedagogisch medewerkers werkzaam bij kinderdagopvang en peuterspeelzalen
Looptijd
1-09-2020 tot 31-12-2021

