FLOW – Het meten van melkconsumptie bij baby’s van 1-6 maanden: van kliniek naar thuisomgeving
Het waarborgen van een gezonde ontwikkeling van een baby is een topprioriteit voor zowel ouders als zorgverleners. Een cruciaal onderdeel van deze ontwikkeling is het begrijpen en monitoren van de melkconsumptie en het voedingsgedrag van de baby. Veel moeders ervaren onzekerheid over de vraag of hun baby wel voldoende melk binnenkrijgt, wat in sommige gevallen kan leiden tot het vroegtijdig stoppen met borstvoeding. Er bestaan verschillende methoden om de hoeveelheid borstvoeding te meten, maar de nauwkeurigheid daarvan is tot nu toe alleen gevalideerd voor gebruik in klinische omgevingen. Er is nog geen betrouwbare methode ontwikkeld die geschikt is voor thuisgebruik, en de nauwkeurigheid van wegen voor oudere baby’s blijft onzeker. Deze zorg benadrukt de dringende behoefte aan betrouwbare en nauwkeurige meetmethoden om de melkconsumptie te kunnen bepalen. Hierdoor kunnen we moeders het vertrouwen en de ondersteuning geven die ze nodig hebben om borstvoeding met vertrouwen voort te zetten, wat een positieve bijdrage levert aan de gezondheid en ontwikkeling van hun baby.
De World Health Organization (WHO) adviseert om baby’s exclusief borstvoeding te geven tot de leeftijd van zes maanden, met aanvullende voeding tot twee jaar (WHO, 2023). Borstvoeding bevordert de cognitieve ontwikkeling van baby’s, verlaagt het risico op obesitas en verhoogt de intelligentie vergeleken met baby’s die korter dan drie maanden of helemaal geen borstvoeding hebben gehad (Binns et al., 2016). Bovendien heeft moedermelk op korte termijn een positief effect op de ontwikkeling van het immuunsysteem en de darmmicrobiota van de baby (Andreas et al., 2015). Voor moeders verlaagt borstvoeding het risico op borstkanker, draagt het bij aan betere geboorteplanning en vermindert het de kans op obesitas en diabetes (Victora et al., 2016).
Toch kreeg in 2023 wereldwijd slechts 44% van de baby’s tussen 0-6 maanden exclusief borstvoeding, en in hooginkomenslanden was dat zelfs maar 37%. Een belangrijke reden waarom moeders vaak geen zes maanden exclusieve borstvoeding geven, zijn problemen met de lactatie, twijfels over de melkproductie en onzekerheid over de voedingstoestand en het gewicht van hun baby (Odem et al., 2013). Deze zorgen benadrukken de noodzaak voor de ontwikkeling van een betrouwbare methode om de melkconsumptie nauwkeurig te meten – zowel in de kliniek als in de thuissituatie.
Om in deze behoefte te voorzien, werken Wageningen Universiteit en de Universiteit Twente samen met het lectoraat Sustainable & Functional Textiles (S&FT) van Saxion aan de ontwikkeling van een innovatieve slimme babyromper. Deze romper is uitgerust met modulaire sensoren die verschillende aspecten van het voedingsgedrag van de baby monitoren.
Het functionele prototype is ontworpen en ontwikkeld om de melkconsumptie van een baby tijdens het geven van borstvoeding te meten. Door te focussen op de ontwikkeling en integratie van sensorische systemen in alledaagse babykleding, biedt dit project een innovatieve oplossing die bijdraagt aan het welzijn en de gezondheidsmonitoring van jonge kinderen.
Samenwerken of vragen?
Neem contact met ons op.
Sarah Pichon
Projectdoel
Het doel van deze studie is het onderzoeken en ontwikkelen van betrouwbare methoden voor het meten van melkconsumptie bij baby’s, en het bevorderen van borstvoeding door middel van deze meetmethoden. De prototypes vormen een eerste stap richting gebruikerstesten en ondersteunen de overgang van prototype naar opschaalbare productieprocessen.
Projectduur
Het project is met succes afgerond en we zijn nu op zoek naar mogelijkheden voor een vervolgtraject. We zijn met name geïnteresseerd in het voortbouwen op de behaalde resultaten en inzichten om de wearable verder te ontwikkelen, de samenwerking te verdiepen of de reikwijdte van het onderzoek uit te breiden.
Partners
Dit project is een samenwerking van het lectoraat Sustainable & Functional Textiles, Wageningen University Division of Human Nutrition and Health, University of Twente Human Media Interaction and Indre Kalinauskaite from UMC Utrecht.
