Vat op internationale handel

Achtergrond

De Lage Landen ontwikkelden zich vanaf de late Middeleeuwen tot één van de meest geürbaniseerde regio van Europa, met handelsnetwerken als drijvende kracht. De Lage Landen speelden een cruciale rol binnen deels elkaar overlappende handelsnetwerken. Het middeleeuwse Rijn-handelsnetwerk ving aan in Keulen en had zijn eindpunt bij de stapelplaats Dordrecht; Deventer en Kampen vervulden eenzelfde gateway-functie voor de rivierhandel over de Rijn en de IJssel. Een derde prominent rivierhandelsnetwerk is dat van de Maashandel, maar deze is minder gedetailleerd onderzocht. De IJsselsteden waren tot de opkomst van Amsterdam en de andere kuststeden in de 16e eeuw de scharnieren in het Europese Hanzenetwerk in de handel op de Oostzee. De verschuiving van het economisch zwaartepunt van de IJsselsteden naar Amsterdam werd ontegenzeggelijk toen de vaart op Indië eind 16e eeuw begon. Kort daarna legde de Verenigde Oost-Indische Compagnie zich toe op de specerijenhandel. Ook de Zeeuwse havensteden traden toe tot het wereldhandelsnetwerk met de vaart op Afrika in samenwerking met de West-Indische Compagnie.

Elk handelsnetwerk kenmerkte zich door specifieke handelsproducten. Zo domineerde wijn de handel in het Rijn-IJsselnetwerk maar ongeacht de aard en bestemming van de koopvaart, werd handelswaar, zoals wijn, bier en haring, verpakt in tonnen. Bij stadsarcheologisch onderzoek zijn er honderden opgegraven in de afgelopen decennia, vooral in de kuststreek en het rivierengebied. Het verpakkingsmateriaal wordt in de scheepsarcheologie ook met regelmaat aangetroffen, soms zelfs nog met de primaire inhoud. Na afdanking zijn tonnen vaak gebruikt als schacht van beer- en waterputten. Het onderzoek naar tonnen biedt de mogelijkheid om te achterhalen welke producten hierin zijn vervoerd en geeft daarmee een gedetailleerd inzicht in de ontwikkeling van de achterliggende handelsnetwerken.

Centrale onderzoeksvraag

In hoeverre zijn historisch bekende verschuivingen van handelsnetwerken herkenbaar in de ruimtelijke verspreiding van tonnen en vaten in Nederlandse kust- en rivierengebied? Gekozen is voor een langetermijnperspectief van de 13e tot en met de 18e eeuw.

Methode

Het promotieonderzoek heeft een brede scope. Het onderzoek richt zich op een relatief lange periode waarin alle tonnen uit de Nederlands archeologische context tussen de 13e en 18e eeuw worden geanalyseerd. Daarnaast richt het onderzoek zich ook op verschillende handelsnetwerken, aangezien tonnen voor verschillende producten in het onderzoek worden meegenomen.

Om het onderzoek te structuren is gekozen om verschillende onderzoekthema’s te definiëren op basis van de verschillende fasen in de ‘levenscyclus’ van tonnen. Deze levenscyclus bestaat uit: de productie, het gebruik als verpakkingsmateriaal en secundair gebruik (fig. 1). Als aanvullend onderzoeksthema zijn de merktekens opgenomen, dat niet aan één specifieke fase zijn gebonden.

Lifecycle of casks.jpeg

Figuur 1. Een schematisch overzicht van de levenscyclus van tonnen.

Het promotieonderzoek is opgedeeld in verschillende deelstudies die elk een specifiek onderzoeksthema belichten. Elk van deze onderzoeken resulteert in een peer-reviewed artikel in archeologisch tijdschrift. In het onderstaande schema zijn de gerelateerde artikelen per deelstudie weergegeven (tab. 1).

Onderzoeksthema

Titel artikel

Algemeen

The Lifespan of casks

Productie

Provenance and production

Gebruik als verpakkingsmateriaal

Identifying content though casks

Secundair gebruik

Barrelwells

Merktekens

Cask marks

Tabel 1. Overzicht van de onderzoeksthema’s met de bijbehorende artikelen.
 

Partners

Research group Sustainable Areas and Soil Transitions, Saxion.

Faculteit archeologie Universiteit Leiden 

Duur onderzoek

2019-2025

Financiering

NWO, Promotiebeurs voor Leraren ronde 2019-I

Meer weten?

Jeroen Oosterbaan .jpg

Jeroen Oosterbaan, MA

Docent/ onderzoeker bij de opleiding archeologie

06 -1253 0542 LinkedIn Profiel